Martijn van Lubek is sinds oktober 2021 werkzaam als wijkagent in de drukke binnenstad Almelo. Hiervoor was hij wijkagent in de landelijk gelegen gemeente Hof van Twente. Hij kan als geen ander vertellen wat het verschil is tussen wijkagent zijn in een binnenstad en een dorp. Ik sprak hem over de verschillen voor een wijkagent in een stedelijk gebied en wijkagent in een landelijk gebied!
Door Kim van Driessen
‘Geen dag is hetzelfde’
Martijn is bij de politie gaan werken om het verschil te maken. ‘De combinatie van het onvoorspelbare karakter in ons werk, de onregelmatige diensten, het kunnen helpen van mensen en natuurlijk het “ouderwets boeven vangen.”’ Het onvoorspelbare en onregelmatige is terug te zien in de verschillende taken die Martijn heeft. Als wijkagent is hij het aanspreekpunt voor de bewoners, maar ook voor de collega’s en externe partijen. Naast het werk in de wijk, draait Martijn ook geregeld noodhulpdiensten waarbij hij reageert op 112-meldingen. Tot slot is Martijn ook wijkagent horeca, waarbij hij diensten draait tijdens uitgaansnachten. Er is dus veel afwisseling wat leidt tot veel interessante, spannende of bijzondere situaties waarin Martijn als agent het verschil kan maken. ‘Dat, in combinatie met het onvoorspelbare van ons werk, geeft veel voldoening.’
Coronatijd zorgt voor andere communicatie
Het contact met burgers verloopt in het algemeen goed. Als wijkagent kan Martijn bewoners vaak helpen, maar hij kaart wel een interessant punt aan. ‘Ik ben er van overtuigd dat we als politie eerlijk onze mogelijkheden, maar ook onmogelijkheden moeten aangeven. Een oplossing van een probleem ligt niet altijd bij de politie.’ In veel gevallen kan een netwerkpartner namelijk ook een oplossing bieden. Hier ontstaat dan een mooie samenwerking, want de politie kan hier wel in bemiddelen. Een voorbeeld van deze samenwerking wordt duidelijk als Martijn vertelt over het contact met jongeren. Dankzij corona kwamen er geregeld meldingen van jeugdoverlast in de binnenstad. Deze overlast moest worden aangepakt door de politie. Jongeren vinden het lastig om hier mee om te gaan, maar Martijn probeert goed met hen in gesprek te blijven. ‘Ik zoek daar de samenwerking met onze jongerenwerkers.’ Deze jongerenwerkers helpen onder andere bij overlastmeldingen, waarvan Martijn er veel kreeg. ‘We hebben toen met veel partijen geïnvesteerd om die overlast aan te pakken.’ Het aantal meldingen verminderde snel. ‘Dan blijkt dat samenwerken, ook met de jongeren zelf, werkt om uiteindelijk problemen op te lossen.’
De wissel van landelijk naar stedelijk
Martijn heeft tweeënhalf jaar gewerkt als wijkagent in de gemeente Hof van Twente. ‘Dit was een wijk in een landelijk gebied.’ Daarvoor was hij al negen jaar werkzaam in Almelo, net als nu. Hij was dus geen onbekende in Almelo, maar moest wel opnieuw contact leggen met de bewoners van zijn nieuwe wijk. Dit deed hij onder andere door bewonersbijeenkomsten bij te wonen, hoewel dit niet de enige manier is. ‘Veel belangrijker is het om gewoon echt in je wijk aanwezig te zijn tijdens je diensten. Ik ga zoveel mogelijk lopend of op de fiets mijn wijk in, zodat ik makkelijk aanspreekbaar ben voor de mensen.’ Daarnaast probeert Martijn ook actief te zijn op sociale media, om ook op die wijze toegankelijk te zijn voor de bewoners. Helaas schiet dit door de drukte van het werk er soms bij in.
Niet minder problemen, maar zelfredzamer
In het landelijke gebied waar Martijn heeft gewerkt werden minder meldingen gemaakt. Hij vermoed dat dit komt door het feit dat de buitengebieden vroeger al gewend waren om meer zelfredzaam te zijn dan de gebieden waar altijd al veel politie aanwezig is geweest. ‘Men belt daar toch iets minder snel de politie.’ Het contact met mensen in de stad is dan ook wat directer ten opzichte van het landelijk gebied. ‘De bewoners zijn in die zin ook makkelijker te bereiken dan in het buitengebied.’ Dit komt onder andere door de afmetingen van de wijken. ‘De binnenstad is een gebied van 1km bij 1,5km. Mijn wijk in het buitengebied was 10 keer zo groot.’ Door dit grootte verschil vallen problemen in een binnenstad vaak sneller op. Ook zijn er meer zorginstanties gevestigd in het centrum dan in het landelijke gebied. ‘Ik merk daardoor wel dat ik nog meer contact heb met organisaties voor verslavingszorg en opvang van dak- en thuislozen, vergeleken met het buitengebied.’
Drugs zijn overal een probleem
De problematiek waar jongeren mee zitten is vrijwel overal hetzelfde. ‘Zowel in Almelo, als in de gemeente Hof van Twente komen jongeren bijvoorbeeld makkelijk in aanraking met drugs. Overal hebben jongeren net zo goed last van bijvoorbeeld de corona-maatregelen.’ Toch zijn er wel verschillen. Zo is de manier hoe jongeren elkaar opzoeken anders. ‘In het buitengebied duikt de jeugd wat makkelijker een eigen keet in.’ Omwonende hebben hier minder snel last van dan van hangjongeren. In de stad hebben jongeren minder vaak een eigen plek waar zij samen kunnen komen, dus spreken ze vaak af in het centrum. ‘Doordat er ook veel mensen dicht bij de “hangplekken” wonen, ervaren ze misschien wat sneller overlast.’
Nu een hoge werkdruk, maar gelukkig veel agenten in opleiding
Martijn sluit kort af met een blik op de huidige werkdruk en de toekomst. ‘Doordat de komende jaren veel collega’s met pensioen gaan en de instroom van nieuwe collega’s dat nog niet direct op kan vullen, zullen we als politie keuzes moeten maken over hoe wij onze tijd kunnen inzetten.’ Martijn benoemt dat het bewaken van bedreigde personen en het begeleiden van demonstraties veel tijd vergt. Wat vaak vergeten wordt, is dat de agenten van de Mobiele Eenheid normaalgesproken gewoon in een noodhulpdienstteam werken. Hier ontstaan dan dus gaten die moeten worden opgevuld door de wijkagenten, die dus minder vaak in de wijk kunnen zijn. ‘Gelukkig komen er de komende jaren veel nieuwe collega’s van de opleiding. Er zullen vanzelf met de tijd ook weer meer mogelijkheden zijn om nog meer in de wijk te kunnen zijn.’ Dit is iets waar Martijn naar uit kijkt, wat begrijpelijk is voor een wijkagent die zo enthousiast is over zijn werk!
