Agressieve demonstranten, terughoudende politiek en een de-escalerend politieoptreden. Is het nog wel de formule voor handhaving van orde en gezag?
Alleen als er geen andere opties meer zijn, mag de politie geweld gebruiken. Die keuze maakt de agent op basis van artikel 7 van de Politiewet. En als de keuze valt op de inzet van een geweldsmiddel, dan gebeurt dat zoals beschreven in de Ambtsinstructie. Waar het op neerkomt: de politie mag nooit meer geweld gebruiken dan nodig is. En aan dat gebruik gaat een waarschuwing vooraf.
De pro-Palestina (lees ook: pro-Hamas) demonstranten maken gretig gebruik van de geweldsinstructies van de politie. Demonstrerend voor vrede gooien ze met stenen en bespugen ze agenten. In een veilige omgeving voeren ze zo hun salon-intifada. In Amsterdam staan de agenten inmiddels niet alleen tegenover agressieve demonstranten, maar ook tegenover de driehoek van burgemeester, politietop en Openbaar Ministerie, die terughoudend is om in actie te komen, waardoor de agressie volgens agenten alleen maar oploopt. Van de burgemeester is bekend dat zij bij de opening van het Holocaustmuseum de anti-Joodse lobby de vrije hand gaf. Haar partij, Groen Links, wil de vlag van Israël boycotten. Dezelfde burgemeester was indirect verantwoordelijk voor het fiasco van de jaarlijkse Dodenherdenking op de Dam. En nu dus voor het falend herstel van de orde die pro-Palestina/anti-Israël demonstranten verstoren.
De politie heeft in Nederland het geweldsmonopolie. Ze mag en moet soms als enige geweld toepassen, maar dan wel sterk beperkt en gecontroleerd door regels en voorwaarden. En inmiddels ook door diepliggende sympathieën en misplaatste verontwaardiging als de politie inderdaad doet waartoe ze is opgeleid en uitgerust. Het is een oneerlijke strijd. Punt.